Het is vaak niet op te
maken welk toneelstuk het publiek naar de Schouwburg lokte. Het drama? De
klucht? Het is wellicht op te maken uit de recettes, die de voorstellingen
opbrachten. In één geval is het echter meteen duidelijk. Op 17 december 1689
was de opbrengst plotseling zoveel hoger dan alle maanden er aan voorafgaand (met
uitzondering van de voorstellingen in de kermistijd wanneer de recettes meestal
bovengemiddeld waren), dat er iets bijzonders op het toneel gebracht moet zijn.
Het stuk dat die avond
werd opgevoerd was het blijspel De malle wedding, of Gierige Geraardt
van Nil Volentibus Arduum, dat de eerste 24 opvoeringen, vanaf februari 1679 tot
en met eind 1682 bijzonder succesvol
was geweest, maar sindsdien geen drommen meer had getrokken. Tot die 17de
december 1689 dan, toen de recette 534 gulden en 4
stuivers bedroeg, beduidend hoger dan de gemiddelde opbrengst. Het waren toch
altijd al vrolijke avonden geweest, wanneer dit stuk werd opgevoerd, met een
klucht, met dans, ballet en muziek. Maar het deze avond opgevoerde ballet zorgde
zonder twijfel voor veel hilariteit. Twintig dansers stonden op het toneel en
voerden het ballet van De purgeerboontjes
uit. Op 22 december werd het nog eens opgevoerd, nu achter Gysbreght van Aemstel van Vondel, opbrengst: 447 gulden en 5
stuivers. Ook de Gysbreght had sinds 1683 niet zo’n hoge recette gehad, in
tegenstelling tot de jaren daarvoor, toen de opbrengsten soms hoger waren dan
500 gulden. Van latere opvoeringen van het ballet wordt geen melding gemaakt.
De purgeerboontjes waren versuikerde pillen
gevuld met blad van de seneplant of met cassia, het merg van de cassiaboom,
beide populaire middelen in die tijd om de stoelgang te stimuleren. Het Compleet Nederduitsch en Fransch woordenboek (1717) van Pieter Marin meldt sub purgeeren: ‘Voor ruim twintig jaaren is
op de Amsterdamse Schouwburg vertoond een klugtig Ballet de Purgeer-boontjes genaamd, ter gedagtenis van een
leelyke pots door zekere Snaak, die op een Meniste bezoek, deze boontjes onder
de naam van cachou de Galante Vrinden en Vrindinnen abundantelyk mede deelde, gespeeld’.
Meer gegevens zijn te vinden in Algemeene
opvoedinge der hedendaagse kinderen, of Mal moertje, mal kintje. […]. Als mede
op wat wyze te Amsterdam op zeker Bezoek door kragt van Purgeer Boontjes,
verscheide aardigheden en Postuuren zyn voorgevallen. Dit boek verscheen in 1680 bij
Adriaan Jansz. van Wezel te Amsterdam. De auteur[i] spreekt zijn afkeuring uit
over de slecht opgevoede, verwende jeugd van de Lutheranen, Menisten en
Remonstranten, die ook al verschillen zij nog al in hun geloof, erg overeenkomen
in een losgeslagen levensstijl. Het zijn met name de moeders die te kort
schieten bij de opvoeding. Vooral het feit dat de meisjes op dansles gaan,
bezoek ontvangen, naar de Schouwburg gaan, en bij hun huwelijk een groot feest
met veel mensen houden, worden beschouwd als toppunt van decadentie. Stof voor
op de Schouwburg, vindt hij, en dan komt hij met het verhaal over het feest van
een doopsgezind paar, dat recentelijk had plaatsgevonden. Hij verhaalt hoe één
van de jongelingen een partij versuikerde purgeerboontjes als traktatie had
rondgedeeld. In geuren en kleuren vertelt hij bladzijden lang hoe groot ieders
nood is en hoe men zich probeert te ontlasten en thuis probeert te komen. Op de
bijgevoegde illustratie wordt één en ander getoond.
Hij
eindigt zijn relaas met de mededeling dat de hele stad het voorgevallene in een
mum van tijd te weten kwam, ‘ende alzo die van de Schouburch oordeelen dat dit
een goed stukje voor het Toneel zoude zyn vonden eenige liefhebbers uit om een
Balet daar van te formeeren, gelyk het selve ook ten Toneel is gevoerd onder
den naam van een Balet van de Purgeer boontjens, ende wierd dit tot groot
voordeel der armen eenige reysen voor een ieder vertoond, en also voor al de
waereld meerder bekend en ruchtbaar gemaakt.’(p. 146)
Tezelfdertijd verscheen
een andere prent met de titel Klucht of Vernieúwende gedachtenis van de Púrgeerende Boontiens, waar op een
Menniste bruiloft een aantal kakkende en kotsende bruiloftgangers staan
afgebeeld. De beide prenten verschillen van elkaar, maar de één is zeker
geïnspireerd door de ander. Op deze los verschenen prent staat een gedicht in
27 punten onderverdeeld die alle naar een persoon verwijzen.
Bijzondere
Collecties, Universiteit van Amsterdam, OTM: Pr. G 77b
|
In het
onderschrift is sprake van het feit dat het op de Schouwburg vertoond is. De
figuur links zegt tegen de vrouw die de kotsende man vasthoudt: ‘Súster hoe sal
dit weer stinken’, waarop de vrouw antwoordt:’Ia Broeder dat is waar maar t’sal
op de Commedie klinken’.
De man rechts zegt: ‘Laat
ons malkander niet verwijten’, de man links reageert hierop met: ‘Dat wij in de
tobbe schijten. Soo. Soo.’ Soo. Soo verwijst naar Thomas Asselijns Jan Klaaz. of Gewaande Dienstmaagt,
waarin de kwezelige kwaker Reinier Adriaensz zijn zinnen er mee begint. Dit stuk had heel wat commotie
veroorzaakt, met name in Doopsgezinde kring, die er in op de hak werd genomen.
‘Zoo zoo’ werd vervolgens spottenderwijs vaak aangehaald met betrekking tot de
doopsgezinden. Er waren uitgaven met gefingeerd adres, waarin zoo zoo voorkwam, er
werden liedjes gemaakt waarin de coupletten eindigden met zoo zoo, zoals Een bysonder Liet, over de kluchtige Jan Klaesz. Op sijn Zo, Zo, Zo,
en Een vermakelijck Liedt van Jan Claesz[ii].
Asselijns blijspel was op 31 mei 1688 voor het laatst gespeeld. Pas in 1709 zou
het weer op het Amsterdamse toneel komen.
Het ballet van de purgeerboontjes is voorlopig het
laatste plagerijtje richting de Doopsgezinden.
[i] Wayne Franits schrijft
het werk op basis van de aanval, die de auteur in dit boek doet op Romeyn de
Hooghe, toe aan diens aartsvijand de Amsterdamse advocaat Nicolaes Muys van Holy
toe (Wayne Franits, ‘Seks en schandaal: Romeyn de Hooghe en de pamflettenoorlog.’
In: De Boekenwereld 15 (1998-99), p
235).
[ii] Zie J.A. Worp. ‘Thomas
Asselijn.’ In: Tijdschrift voor Nederlandsche taal- en letterkunde: 4 (1984), p.
68-80, en: Thomas Asselijn, Jan Klaaz.,
of Gewaande dienstmaagd. 2e herz. uitg. bewerkt door F.
Buitenrust Hettema, uitgeg. door J.B. Schippers. Zwolle, 1925.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten