Op 22
augustus 1667 woonde de Zweedse geleerde en schrijver Urban Hjärne op de
Amsterdamse Schouwburg de premièrevoorstelling bij van Pieter Nederhovens ’t Verwarde huwelyk. Hij verstaat er niets van, maar vindt de acteurs goed spelen. Na het
spel volgt een soort circusact, de Pantalonnade. Hjärne is geheel
verbijsterd van het gebodene: een vrouw staat op haar hoofd en op haar voeten
staat een man. Dit gegeven hebben we te danken aan de toneelhistoricus E.F.
Kossmann, die een afbeelding van de dagboekaantekening bij zijn mededeling
opnam, waarbij Hjärne een tekeningetje had gemaakt van deze wonderbaarlijke dans.
Kossmann tekent aan dat ‘de kleeding der mannelijke gestalte is rood en geel’.[i]
Nederhovens blijspel
zou nog twee keer worden opgevoerd, op 25 en 29 augustus, voor een matig
gevulde zaal. Van de Pantalonnade
daarentegen, die voor zover we kunnen nagaan eveneens op 22 augustus zijn eerste
opvoering beleefde, zouden nog ten minste 22 opvoeringen volgen. De laatste
opvoering vindt plaats op 25 september 1681. In de rekenboeken, waarin de
opvoeringen en de recettes zijn opgetekend, werden echter niet altijd de
balletten, dansen en andere divertissementen aangetekend, waardoor we geen
betrouwbaar overzicht hebben. De Pantalonnade
werd vooral uit de kast gehaald in de kermistijd, wanneer er veel volk van
binnen en van buiten de stad kwam kijken.
Dankzij Hjärne en
Kossmann lopen wij niet het gevaar de Pantalonnade
te zien als een vroege invloed van de Italiaanse Commedia dell’arte, waarin de figuur
Pantalone, een gemaskerde Venetiaan, in een lange broek optrad.
De Commedia
dell’arte was in die jaren hier nog onbekend. In de Franse balletten werden wel
pantalonnades opgevoerd, maar hoe die er uit zagen is niet bekend.[ii]
Hier is wel sprake van invloed van de Commedia dell’arte, want er zijn
balletten bekend uit het eind van de zestiende en het begin van de zeventiende
eeuw waarin één of meer dansende Pantalones te zien zijn. Van daaruit zal de
komische dans zich verder ontwikkeld hebben. In de Dictionnaire François (1680) wordt de pantalonnade omschreven als ‘sorte
de dance boufonne, danse de pantalon’. Een kluchtige dans, een dans in lange
broek. De broek die in de zeventiende en achttiende eeuw door de mannen werd
gedragen, reikte tot de kuiten. Een broek met lange pijpen tot op of over de
enkels was dus raar, komisch. Pas ver in de negentiende eeuw wordt de pantalon,
zoals we hem nu kennen, een alledaags kledingstuk.
Nil Volentibus Arduum en de pantalonnade
Toen de
première van de Pantalonnade plaatsvond
was Lodewijk Meijer schouwburghoofd. Van zijn vriend Johannes Bouwmeester is
bekend dat hij tijdens zijn reis door Italië en Frankrijk ideeën opdeed voor
het toneel, ‘zoals die uyt Italien al vry veel
frayigheden heeft mede gebraght bysondere manieren om Tonneelen te stellen’[iii].
Hij kan hem een idee van een kluchtige dans aan de hand hebben gedaan. In ieder
geval is er een duidelijke link met Nil. Op de vergadering van 3 maart 1671 van
het genootschap sprak Reinier van Diephout over de hartstochten in het blijspel.
Deze voordracht kwam ook weer ter sprake op 1 december 1676. In Onderwys in de tooneel-poëzy is de
voordracht opgenomen onder de titel Welke
Hartstochten in een Blijspel zijn, en hoedaanig die verwekt moeten worden.[iv]
Hierin definieert Van Diephout het belachelijke als een ‘onpynelijke en
onschadelijke dwaaling of een misstal, en deze dwaaling ofte misstal wederom
inde persoon, of inde reeden of in de daadt’. Hij omschrijft de misstal, of
gebrek, als volgt: ‘Een misstal inde persoon is of inde gedaante des
lichchaams, of in de kleeding; inde gedaante des lichchaams is het wanneer een
persoon geheel of aan eenich lit mismaakt is, gelijk als een Reus, Dwerg,
iemand met een been, een bult, of anders verminkt vertoont word, hier onder
behoordt ook de Pantalonnade, om dat het vertoont een zeer groot mensch met
twee hoofden, item de Dubbele Juffrouw enz.’. Uit deze beschrijving zou men
niet hebben kunnen opmaken dat het grote mens met twee hoofden met één van die
twee hoofden op de grond stond.
Op de vergadering van 24 maart 1679 lezen Andries Pels en
Lodewijk Meijer een voor de voorstelling op 28 maart 1679 geschreven voor- en
naspel bij De malle wedding, of Gierige
Geeraardt voor. De voorstelling werd gegeven voor burgemeesters en de
regenten van de Schouwburg. Het blijspel was op 14 februari 1679 in première
gegaan en had al zeven succesvolle voorstellingen achter de rug. In het naspel
wordt aan het einde van het tweede toneel en aan het begin van het derde gedanst
door een aantal personages van het naspel, aangevuld met de Pantalonnade of de Korte-Lange-Man.
Bij de tweede voorstelling van De malle wedding op 16 februari was de
Korte-Lange-Man ook al opgevoerd. Het ligt dus voor de hand dat de Pantalonnade vaker is gespeeld dan de 22
keer die werden opgetekend. In ieder geval vonden de heren van Nil het een
verantwoorde act: humor om te lachen.
[i] E.F. Kossmann, Nieuwe
bijdragen tot de geschiedenis van het Nederlandsche tooneel in de 17e
en 18e eeuw. ’s-Gravenhage, 1915, p. 135.
[ii] In La belle Alphrede (1639) van Jean De Rotrou bestaat de vijfde scène
van het vijfde bedrijf uit een ballet, dat als volgt wordt beschreven: ‘La chambre s’ouvre, et une pantalonnade déjà commencée se joue
devant le père, Orante, l’oncle et autres parents’. Ook Molière liet een
pantalonnade opvoeren in zijn comédie-ballet Monsieur de Pourceaugnac (1669).
[iii] Penne-krygh, p. 8.
[iv] A.J.E. Harmsen. Onderwys in de tooneel-poëzy. De opvattingen
over toneel van het Kunstgenootschap Nil Volentibus Arduum. Rotterdam,
1989, p. 397-398.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten