Op
5 februari 1663 werd Iemant en Niemant
van Isaac Vos opgevoerd, gevolgd door Irse
Hay. Iedereen die zich met het repertoire op de Schouwburg bezig heeft
gehouden, heeft zich afgevraagd wat of wie die Irse Hay kan zijn. Oorspronkelijk hield men het, in navolging van
Wybrands, op een ‘nastuk’[1].
In het archief van Balthasar Huydecoper, die van ca. 1723-1732 regent van de
Schouwburg was, staat de oplossing. Huydecoper heeft het bij de opvoering van
11 juni 1669 over een haaidans.[2]
In Onstage wordt het stuk, behalve
bij de eerste opvoering, aangeduid met Ierse
haai.[3]
In de schouwburgrekeningen luidt de naam Irse
Hay, Yrse Haij, Yrze Haij of Yrze Hay. Hoe ziet die haaiendans er uit?
Op
de website Een musicologie van de
Keltische en naburige stijlen van Ben Dijkhuis vond ik in het hoofdstuk Dansmuziek en danshistorie van Ierland en
Schotland de Hey (Hay), een rondedans, die op het Engelse toneel eind 16de
- begin 17de eeuw algemeen bekend was.[4]
Dijkhuis geeft enkele verwijzingen naar plaatsen in de Engelse literatuur. Zo laat
Shakespeare de agent Dull in Love's
Labour Lost in de 5e acte ‘Let them dance the hay’ op het ritme van een
tamboer voorstellen. Uit de commentaren bij deze plaats van het stuk blijkt dat
de hay een rondedans is en zowel in Groot-Brittanië als in Frankrijk en
Duitsland werd gedanst. Een aparte plaats nam de Irish hay in. H.C. Hart wees daar in zijn commentaar op en meldt
dat dit een buitengewoon luidruchtige variant van de hay was. Thomas Dekker
liet in zijn Strange horse-race (1613)
de zielen dansen in de hel en de ‘Daunce was an infernall Irish-hay, full of
mad and wilde changes’.[5]
Hoe komt die wilde dans op de Amsterdamse
Schouwburg terecht? Het is zeker niet zo, dat de dans voor het eerst op 5
februari 1663 is opgevoerd. In de Schouwburgrekeningen werden de balletten
slechts zelden genoteerd. Pas op 27 februari 1645 werd opgave gedaan van een
ballet, het ‘balet van de vijf zinnen’. Waar de balletten een apart onderdeel
van het programma vormden, is dat niet altijd het geval met ‘dansen’, die samen
met liedjes, in kluchten en blijspelen onderdeel van de handeling zijn.
Op 11 mei 1654 ging de Klucht van de jaloursze jonkker van Jan van Daalen in première. In
dit stuk wordt gezongen en gedanst. Wanneer besloten is dat een knecht en een
dienstmeid gaan trouwen, wordt voorgesteld dat zij, met de man en de vrouw bij
wie zij dienen, ‘Zingen en danszen, alle vier, De Yrze Ha’. De vrouwen zingen
eerst, daarna de mannen:[6]
In de tweede, door de auteur verbeterde
druk, die in 1657 verscheen, is deze scène verdwenen en vervangen door een andere
dans, ‘Kooker Ianse’, dat een zekere bekendheid genoot.[7]
Jan van Daalen was vanaf 1648 toneelspeler op de Amsterdamse Schouwburg en was
tussendoor ook lid van reizende troepen. Van Daalen moet dus ooit de Ierse hay
gezien hebben en bij het schrijven gedacht hebben dat het een geschikt dansje
was om op het toneel te brengen. Maar het was kennelijk niet bevallen. Het was
wellicht te wild?
De dans komt enige jaren later dus terug, maar
dan als apart onderdeel van de voorstelling. De bron van de dans kan men vinden
in de optredens van de strolling players,
Engelse acteurs die, vaak ook samen met Nederlandse acteurs, in de eerste helft
van de zeventiende eeuw in de Nederlanden optraden. Tot hun repertoire behoorde
ook de oorspronkelijke versie van het hier boven vermelde Iemant en Niemant van Isaac Vos. Een flink aantal toneelstukken
uit die jaren waren bewerkingen van Engelstalig repertoire dat door de strolling players werd opgevoerd. Dat de
dans ook tot die optredens behoorde weten wij uit de monoloog van Reynier in
Bredero’s Moortje. Op zoek naar zijn
makker Writsart overweegt hij wat ze zullen gaan doen. De mogelijkheid om naar
het toneel te gaan verwerpt hij: de spelers ‘segghen op
haar les, so stemmich en so stijf, / Al waar gevoert, gevult, met klaphout al
haar lijf!’ Nee, dan de ‘Enghelsche, of andere uytlandtsche / Die men hoort
singhen, en so lustich sien dantse / Dat sy suysebollen, en draeyen als een
tol’.[8]
Deze omschrijving doet heel erg denken aan de door de Shakespearecommentator H.C.
Hart beschreven wilde Ierse hay.
Het is opvallend dat de opvoering van de
Ierse hay in zes van de zeven keer plaats vindt tijdens een nostalgisch avondje uit. Na Iemant en Niemant van Isaac Vos (1645) op 5
februari 1663 volgde twee keer
Bredero’s Spaanschen Brabander (1617)
op 14 februari 1668 en 4 maart 1669. Op 11 juni 1669 wordt het na Bredero’s Moortje (1615, 1ste druk
1617) en op 2 en 9 januari 1679 na De Cid
(1641) van Johan van Heemskerk uitgevoerd. Deze laatste keer functioneerde het
als tussenstuk tussen De Cid en De wanhebbelyke liefde van Nil
Volentibus Arduum, dat in die jaren twee leden in het Schouwburgbestuur had,
Lodewijk Meijer en Andries Pels. Op 14 februari 1679 werd de Ierse hay na de
première van De malle wedding, of Gierige Geraardt van weer Nil Volentibus Arduum gedanst, de enige
opvoering na een nieuw stuk. Na afloop zal het vast nog lang onrustig zijn geweest op de
Keizersgracht.
[1] C.N. Wybrands, Het
Amsterdamsche tooneel van 1617-1772; bewerkt naar meerendeels onuitgegeven,
authentieke bescheiden. Amsterdam, 1873, p. 262.
[4] http://musicologie.baloney.nl/main/danshistorie/danshistorie.ierlandschotland.htm
[5] William Shakespeare, Love’s
labour’s lost; ed. by Richard David, based on the edition of H.C. Hart.
London, 1968, p. 125.
[7] De melodie van Koker Jansen
wordt heeft 26 vermeldingen in de Liederenbank van het Meertens Instituut.
De melodie van de Yrze Hay is niet bekend.
[8] G.A. Bredero’s Moortje,
waar in hy Terentii Eunuchum heeft nae-ghevolght. Ingel. en toegel. door P. Minderaa
en C.A.Zaalberg. Leiden 1984, vs. 1456-1460.